
Niet de norm, maar de gebruiker bepaalt
Hoe in Vriezenveen maatwerk de nieuwe standaard werd bij het ontwerp van het sportcentrum
Juni 2025 - In Nederland bouwen we al decennialang sporthallen volgens normen en standaardafmetingen. Dat klinkt logisch en efficiënt. Maar wie echt luistert naar de mensen die dagelijks gebruikmaken van sportaccommodaties, weet: standaard is zelden optimaal. InFit Beweegconcepten werkt daarom niet vanuit wat ‘altijd zo geweest is’, maar vanuit wat écht nodig is. De praktijk in Vriezenveen – gemeente Twenterand – laat zien hoe dat eruitziet. InFit maakte in het voorjaar van 2025 voor die gemeente het Programma van Eisen voor een nieuwe sportaccommodatie. Het programma kwam tot stand via een participatietraject met alle toekomstige gebruikers. Eventuele input van de gebruikers wordt voor de zomervakantie verwerkt waarna het definitieve voorstel zal worden voorgelegd aan de gemeenteraad.
Van standaarddenken naar gebruikersgericht ontwerpen
De plannen voor een nieuw sportcentrum in Vriezenveen kwamen voort uit een concrete behoefte: de huidige accommodaties – sporthal De Stamper, een semi-permanente hal en gymzaal Krijgerstraat – voldeden niet meer aan de wensen van deze tijd. Maar hoe ontwerp je dan een sportcomplex dat toekomstbestendig is voor zóveel verschillende gebruikers?
Precies daar zit de kracht van InFit. Wij ontwerpen niet ‘op papier’, maar in dialoog. Samen met gemeente, architect, sportverenigingen en onderwijsinstellingen legden we de puzzel: wie gaat waar, wanneer en op welk niveau bewegen? En wat is daar dan écht voor nodig?
In het nieuwe sportcentrum komen straks onder meer een sporthal, een sportzaal, een multifunctionele beweegruimte en een kleine fitnessruimte. Maar belangrijker dan wat er komt, is hoe dat tot stand kwam.
Eerst de gebruikers, dan de maatvoering
Een fout die vaak wordt gemaakt, is beginnen met afmetingen en daarna pas kijken wat er in past. Maar het ontwerp van een sportaccommodatie moet beginnen met een fundamenteel andere vraag: Wat moet er in kunnen gebeuren, door wie, en op welk niveau?
Deze benadering is in lijn met de inzichten van het platform Sportinfrastructuur.nl en de nieuwe definities van wedstrijdruimte: speelveld + uitloopruimte + opstelruimte. Pas als je weet welke sporten er plaatsvinden, op welk niveau, en met welke frequentie, kun je verantwoorde keuzes maken over de afmetingen en indeling van de ruimte.
Voor Vriezenveen betekende dit dat we rekening hielden met de behoeften van scholen (SG Het Noordik en twee basisscholen) én verenigingen Amicitia (korfbal), Peatminers (basketbal), Vrivo (volleybal), Judokwai en gymnastiekvereniging KEV. Ook de minder georganiseerde sport- en beweeginitiatieven kregen een plek in het ontwerp.
Aanvankelijk ging men in Vriezenveen uit van de bouw van twee volledige sporthallen. Een logische gedachte vanuit het traditionele denken. In de oude normbladen werd immers gewerkt met standaardcategorieën – zoals de zogeheten C1-hal van 24 bij 44 meter. Zet je dat als uitgangspunt in je Programma van Eisen, dan krijg je precies wat erbij hoort: ruimte voor zeven badmintonvelden, één basketbalveld en een combiveld. Wil je twee basketbalvelden, dan lijkt het alsof je twee van zulke hallen nodig hebt. Maar dat hoeft in veel gevallen niet.
Door af te stappen van standaardmaten en in plaats daarvan te kijken naar het daadwerkelijke gebruik – wie beweegt wanneer, met welke groep, en op welk niveau – ontdek je vaak dat slimme aanpassingen in de maatvoering hetzelfde mogelijk maken op veel minder vierkante meters. Dat gebeurde ook in Vriezenveen. Door samen met de gemeente en gebruikers de puzzel te leggen, bleek dat alle activiteiten prima konden worden ondergebracht binnen een compact en efficiënt ontwerp. Functioneel volledig, maar met een kleinere footprint – en dus aanzienlijk voordeliger.
Puzzelen voor optimaal ruimtegebruik
De kracht van het maatwerk is dat je ruimte slim kunt gebruiken. In plaats van simpelweg standaard sportvelden te kopiëren, is gekeken naar hoe velden flexibel ingezet kunnen worden. Zo kan er bijvoorbeeld in de breedte én lengte worden gespeeld, waardoor dezelfde ruimte verschillende opstellingen en trainingsvormen faciliteert.
Dit levert niet alleen sporttechnisch voordeel op, maar ook financieel. Want minder vierkante meters die beter worden benut, betekenen lagere bouw- én exploitatielasten.
Slimme keuzes, ook in de nevenruimten
Ook in de nevenruimtes zoals kleedkamers, douches en opberg- of scheidsrechtersruimten geldt: minder kan soms meer zijn. In plaats van rigide normen (‘voor elke zaal twee kleedkamers met douches’) vroegen we: wie gebruikt deze ruimtes, wanneer, en hoe vaak? Het resultaat: een indeling waarin sommige kleedkamers bewust kleiner zijn, of geen douches hebben – omdat het gebruik dat simpelweg niet vereist. De vrijgekomen ruimte kon weer ingezet worden voor wat wél centraal staat: sport en beweging.
Zichtbaar maken wat anders blijft liggen
Wij vinden dat sport begint bij ruimte – maar dan wel de juiste ruimte. Dat betekent dat we de bestaande kaders van normen en standaardmaten loslaten. Niet om regels te negeren – integendeel, we kennen de richtlijnen van NOC*NSF, de sportbonden en KVLO tot in detail – maar om bewust keuzes te maken binnen die ruimte. Gebruikersgericht, realistisch én toekomstbestendig.
In Vriezenveen krijgt dat gedachtengoed nu een fysieke vorm. Het ontwerp is geen optelsom van standaardmaten, maar een doordachte sportomgeving waar elk vierkante meter klopt.
Bij InFit Beweegconcepten bedenken en ontwerpen we sportaccommodaties door goed te luisteren. Niet naar normen, maar naar mensen. Dat is misschien minder vanzelfsprekend, maar het levert wél betere gebouwen op.
Nieuwsberichten
Niet de norm, maar de gebruiker bepaaltWaarom is de sporthal van het Stedelijk College Eindhoven bijzonder?
De wereld verandert, maar beweegruimtes veranderen niet mee
Geef kinderen de ruimte om (in) te bewegen!
De duurzame gymzaal
Waarom geven we nog les in gymzalen?
Categorieën
Achtergrond (3)Nieuws (1)
Projecten (2)